Familie Dammekens Terug
De familie Dammekens is op dit ogenblik (2009) een kleine familie waarvan slechts 144 leden in België leven.
De geschiedenis van de familie Dammekens kan ik op dit moment
traceren tot het midden 19e eeuwse Sint Lievens Houtem (verdere
sporen
worden onderzocht), waar Charles Louis Dammekens (zoon van
Dominicus/Deonys/Dionisios Dammekens +24/11/1859 en Amelia De Moor) huwde met
een zekere Augusta Caron. Uit dit huwelijk sproten 6 kinderen (Marie
Leontine (Leontia) °14/03/1862, Octave Edmond (Octavus Edmondus)
°20/07/1863 en + 14/10/1876, Marie Sinobia °24/03/1865, Livinus
Anicetus °17/04/1866, Ernest August Joseph °27/03/1867 en +12/08/1867,
Elisa
Hermania °26/08/1868, Leonce (Leontius) ° 20/12/1869). Na de dood
van zijn eerste echtgenote (vermoedelijk in het kraambed van Leonce eind 1869),
hertrouwde Charles Louis in 1870 (09/11/1870) met Marie-Thérèse De
Smet en uit dit tweede huwelijk sproten nog 5 kinderen (Jan Théodule
Adolphe °1873, Remi °1875, Renatus Livinus °1877, Zulma
Marie °1879 en Jules °1881). Charles Louis overleed in Sint Lievens
Houtem op 26/06/1888.
Leonce (Leontius) Dammekens
(°20/12/1869 Sint Lieven Houtem - +25/06/1937 Schendelbeke), mijn
overgrootvader, huwde met Maria Finantia Hanssens en samen hadden ze
zes kinderen (Albert, Gerard, Octaaf °1892, Romain Eduard °1893,
Achiel °1898 en Maria °1902). De familie Dammekens had
blijkbaar wat met muziek en Leonce kwam met zijn gezin als koster
eerst in Oombergen en later in Schendelbeke terecht. Zijn zonen
stapten allen mee in de muzikale familietraditie: vooral Romain
Eduard (die zijn vader als koster opvolgde te Oombergen) en Octaaf
waren naar verluidt begaafde componisten. Mijn grootvader, Achiel
(°29/09/1898 Sint Lievens Houtem- +04/12/1943 Hemelveerdegem) was
ook een goede muzikant en toen vlak na WOI in het naburige
Hemelveerdegem de koster, Benoit Van der Poorten, overleed, zorgde
Leonce ervoor dat zijn zoon Achiel er als koster werd aangesteld.
Benoit Van der Poorten liet een weduwe, Rosalie-Josephine
Matthijs, en een dochter, Justine (° 04/12/1895 - +07/04/1983),
na. Justine had een goede opleiding gehad (in het Frans in het
pensionnaat te Brakel) en was muzikaal aangelegd: zij speelde graag
en goed piano en hield van zingen (enkele van haar liedjes zijn door
mij geregistreerd in de jaren
'70).
De jonge Achiel en Justine bleken voor elkaar te vallen
en traden op
29/04/1920 in het huwelijk. Hun huwelijksboekje
is een interessant tijdsdocument dat een aantal merkwaardige
raadgevingen bevat voor de jonggehuwden. Enkele maanden later gingen
zij op huwelijksreis naar Lourdes, voor die tijd voorwaar een
evenement! Het paspoort dat
zij toen bij zich hadden, heb ik teruggevonden in het oudelijk
huis te Hemelveerdegem.
Vijf kinderen werden uit dit
huwelijk geboren: Michel
Benedictus Leonce °1921, Maria °1922, Raphael °1924,
Godelieve °1926 en Cecile °1927. Naast het kosterschap
van Achiel, leefde de familie van de opbrengst van de boerderij en
werd er ook winkel gehouden. Zo spartelden ze door de moeilijke jaren
'30. Toen kwam WOII eraan en zowel zoon Michel als vader Achiel
zouden deze niet overleven. Michel
kwam als soldaat eenzaam aan zijn einde in Limoux in Zuid-Frankrijk
op 02/08/1940 en Achiel stief in december 1943. Beiden geveld door
ziekten waaraan zij vandaag de dag niet zouden overleden zijn.
Zo
bleef Justine Van der Poorten op het einde van de oorlog achter met 4
kinderen. Mijn vader Raf (° 06/05/1924), die een goede student
was en niet echt zin had in het verderzetten van de boerenstiel,
kreeg toch de kans om in Gent economie te gaan studeren (de afdeling
economie was toen een onderdeel van de rechtsfaculteit). Zijn moeder
en zussen beredderden thuis de boel en financierden zijn studie: zij
gaven lingeriewerk uit in Hemelveerdegem en de omliggende dorpen en
verkochten hun producten aan de stadswinkels. Raf bezocht 1 dag per
week de klanten en droeg in de weekends het werk uit.
Toen Raf
in 1948 afstudeerde, kon hij aan de slag in Brussel bij de Belgische
Dienst voor Buitenlandse Handel. Hier leerde hij Maria Zuallaert
kennen, die er als dactylo werkte en die later zijn vrouw zou worden.
Enkele jaren later, in 1952, werd hij, naar zijn zeggen omdat hij een
van de laatst bijgekomenen was en de anderen weigerden, naar Kongo
gestuurd om er de plaatselijke BDBH-post te bemannen. Toen duidelijk
werd dat het verblijf in Kongo langer zou duren dan eerst aangenomen,
vroeg hij zijn vriendin Maria (marike noemde hij haar) om naar Kongo
te komen en er met hem te trouwen. Op 04/12/1954 traden zij te
Leopoldstad in het huwelijk. Vier kinderen, waaronder ikzelf, werden
in het gezin geboren (Leentje °1955 - overleden kort na de
geboorte, Erik °1957, Lieven °1960, Raf °1966). Tijdens
de onafhankelijkheidsperikelen in juni 1960 stuurde Raf zijn
hoogzwangere vrouw en mijzelf terug naar België (Aarschot). Zelf
bleef hij in Kongo en beleefde er enkele hachelijke avonturen. In
1962 keerde hij naar België terug, verliet de BDBH en ging
werken bij Paribas in Brussel, waarna hij zich met zijn gezin te
Ganshoren vestigde op de Maria van Hongarijelaan 103. Kort daarna
moest hij voor Paribas een filiaal in Luxemburg opstarten en ging hij
voor enkele jaren met zijn gezin naar Luxemburg. We woonden er boven
het bankfiliaal vlakbij het station en de kinderen liepen school in
de Europese school op de Limpertsberg. In 1967 kwamen zij dan
definitief terug naar Brussel en vestigden zich te Ganshoren in een
appartement aan de Maria van Hongarijelaan 65 dat zij (op plan)
hadden gekocht. De kinderen gingen er naar school in het Heilig
Hartcollege aan de Basiliek. 1976 was een tragisch jaar: mama werd
bij het oversteken van de Keizer Karellaan gegrepen door een
vrachtwagen en overleed kort daarna. Vanaf toen moest Raf alleen
instaan voor de opvoeding van zijn kinderen. Hij slaagde er in dit op
een goede manier te organiseren en tegelijk wist hij zijn carrière
bij Paribas op succesvolle manier verder te zetten (hierover
misschien later meer in een apart hoofdstukje). In 1989 ging hij op
pensioen. In eerste instantie bleef hij nog een stukje verbonden met
de bankwereld via een zitje in de raad van beheer van Dexia, maar hij
liet dit na enige tijd varen en ging zich bezighouden met een aantal
zaken waar hij zich tijdens zijn carrière te weinig had kunnen
mee bezighouden. Hij was zeer geïnteresseerd in de geschiedenis
van zijn streek en werkte onder anderen mee aan een studie over het
plaatselijk dialect. Ook muziek, politiek en een aantal historische
gebeurtenissen werden met vrienden (ik noem er enkele: Wilfried
Reynaert, Gilbert De Smet, Marcel Duchateau...) bediscussieerd en
geanalyseerd. Naarmate de jaren vorderden vielen meer en meer van
zijn vrienden weg en begon de last van de ouderdom door te wegen. In
2008 besloot hij te verhuizen naar een appartement te Linden waar
zijn zoon Raf woonde. Vanaf toen ging het eerst langzaam maar nadien
steeds sneller achteruit. Toen hij na de zware winter 2009-2010 niet
meer de draad kon opnemen en het buitenkomen steeds lastiger werd,
voelde hij dat zijn einde naderde. Op 11 juli 2010 overleed hij in de
kliniek te Lubbeek na er de sacramenten van de zieken te hebben
ontvangen.